Recensie Mulisch

Zm06_prangermulisch38
Harry Mulisch ziet er laatstelijk wat pips uit, dus hoog tijd voor een boekbespreking. Er lijkt zeldzaam genoeg geen tussenweg te bestaan: of men vindt Mulisch een groot denker, of men vindt Harry een aanstellerig baasje. Maar wees gerust, deze rubriek speelt vanzelfsprekend niet op de schrijver, maar op diens oeuvre.
Vandaag behandelen we Mulisch’ Manifesten uit 1958 – vanwege de drukke boekenweek moet ik nog wat achterstand wegwerken – en het moet gezegd: het is een vakkundig ingenaaid drukwerkje, voorzien van de originele vingerafdruk van de schrijver (zie foto).
Met Manifesten toont Mulisch zich een krampachtig denker, maar ik heb me niettemin kostelijk vermaakt met zijn semi-diepzinnige manifesten, achtendertig in getal. Zeker, de onervaren lezer zou bij eerste lezing kunnen denken dat het een bundeling ernstige levensbeschouwingen betreft, zoals:
– XXXI. Niet alleen ik, ook mijn werk is nog te interessant. Daarmee onttrekt het zich aan de onbeduidendheid, maar het weet, dat een werk vandaag nooit meer ‘interessant’ kan zijn, zoals Dostojewsky nog interessant was en Jakob Wassermann het wilde zijn. Is de gitaar op het schilderij van Picasso interessant? Zij is werkelijkheid. Het interessante staat vandaag op de tweede rang: zij verduistert de eerste door ‘diepzinnigheid’.
Verbazingwekkend, maar wat betekent het eigenlijk?
a. Mulisch is diepzinniger dan interessant.
b. Mulisch is interessanter dan diepzinnig.
c. Mulisch doet weer interessant.
Wat bedoelt Mulisch nu weer met deze stelling?
– IX. Een minuut slecht schrijven is beter dan een dag goed denken.
a. Mulisch schrijft gebrekkiger dan hij denkt.
b. Mulisch denkt gebrekkiger dan hij schrijft.
c. Mulisch doet weer interessant.
En moet U dit lezen:
– XX. Vraag de schrijver niet, wat hij met zijn werk ‘bedoelt’: het is de lezer die antwoordt. Zijn antwoord is niet van meer waarde dan dat van de vrager.
a. De lezer moet zelf maar weten wat de schrijver bedoelt.
b. De vrager moet zelf maar weten wat de schrijver bedoelt.
c. Mulisch doet weer interessant.
Wat te denken van
– XXXIII. Schrijven is stratenmaken: op je knieën liggen en achteruit kruipen.
a. Mulisch werkt ook met klinkers.
b. Mulisch kan merkwaardig genoeg op zijn knieën liggen.
c. Mulisch doet weer interessant.
Maar als we bedenken, dat Mulisch een uitgesproken bewonderaar is van de ironicus Godfried Bomans, pas dán smult de lezer van de wijze waarop hij feitelijk een loopje neemt met ijdeltuiten, die ernstig geformuleerde lariekoek voortbrengen. Wat anders te denken van:
– XXXII. Kunst koloniseert. De gebieden, die zij aan haar territorium toevoegt, worden daardoor niet bekend, maar onbekend. Kunst maakt het heldere geheim zichtbaar. Zij koloniseert niet van de mens af, maar naar hem toe: centripetaal. Zij maakt bekend in zoverre zij het onbekende in het ‘bekende’ bekend maakt. Het ‘bekende’ is onbekend in zijn onbekendheid.
a. Mulisch erkent dat kunst bekend is met het onbekende van de onbekendheid.
b. Mulisch bekent dat hij onbekend is met het onbekende van de onbekendheid.
c. Mulisch doet weer interessant.
Vindt U het vreemd dat Manifesten in een beperkte oplage van 250 stuks is uitgegeven? Mijn exemplaar kocht ik voor 1 euro op het Waterlooplein, en voor dat geld deed de koopman er nog een roman van Baantjer bij, anders had hij het gevoel dat hij me tilde, zo verklaarde hij besmuikt.
Mocht U in alle ernst de meerkeuzevragen beantwoord hebben, dan heeft U dat foutloos gedaan. Mulisch stelt immers dat de lezer de bedoeling van de schrijver bepaalt, dus U zit altijd goed.
Roderick Pranger.

Boekje

Net als vele anderen heb ik mijn keuze op de website van het Parool achtergelaten. Op die site werd vermeld dat na het bekend worden van de uitslag een boekje zou verschijnen met daarin alle Parool-artikelen opgenomen.
Vijftig exemplaren werden verloot onder de inzenders. Uiteraard heb ik mijn naam opgegeven en wat denk je…
Vandaag zat het boekje bij de post.

Logo - Lego

'n Wandeling

’s Morgens loop ik eerst het station door en dan naar het Hekelveld. Dan zie ik verderop de oranje mannen staan, klaar om de stad het ochtendbad te geven. Ze spuiten zo dat iedereen opzij moet springen. Er staat een kar waarachter je volgens het bordje 10 meter afstand moet houden. Eén vent houdt een slang vast en spuit de straten, het karretje heeft borstels die de weg schoonmaken. Maar als ik langs kom staan ze nog sjekkies te draaien. Ook draaien ze hun hoofd mee met elke dame die langs komt.

Dan een stukje Spuistraat met scheve pakhuizen uit de 17e eeuw en dan steek ik door naar het Singel. Daarbij kom ik eerst langs die Surinaamse die de deur open houdt, dan de Nederlandse die haar haar streng naar achter kamt, alvast klaar voor de jongens die komen gaan, dat Oost-Europese kind dat de krant leest en TV kijkt – ja, tegelijk- en dan die griet die er veel jonger uitziet dan ze is, denk ik, met wonderlijke speeltjes voor ‘t raam. Hier komen de oranje mannen ook altijd heel gondig schoon maken, het karretje gaat soms wel drie keer de straat heen en weer!

De slager waar het zo stinkt komt dan voorbij met ingehouden adem, verderop de schilderijenwinkel waar elke dag wel iets anders hangt. Je kunt er je portret laten schilderen, of je straat. Linksaf, Singel.

Aan de overkant is het ‘Huis met de Neuzen’. Dat is een huis met op de gevel drie koppen met enorme gokken. In een oud gidsje las ik eens dat de koppen aan deze gevel ‘niet geheel onbeneusd’ waren, waarvan ik ter plekke een lachaanval kreeg.

Dan is er het kantoor waar mensen aan een soort bekertjes zitten ruiken, ze testen daar denk ik luchtjes. Dan de Torensluisbrug – u kent ‘m misschien – en dan zie ik links de UVA. Als de rolluiken open zijn hebben de studenten geen vrij. De zaal waar ik langs kom is de computerzaal en daar zie ik de studenten browsen, nog nooit een gezien die de fameuze Makreel bekeek!

Nu loop ik langs een restaurant waar steeds aangevreten vuilniszakken liggen. Wie heeft dat gedaan? Duiven, ratten, muizen? Ik steek de Raadhuisstraat over en kom langs muren die bolhangen van de posters. Tot voor kort. Wat ze hebben gedaan weet ik niet maar de muren zijn nu schoon. Het is dat lelijke telefoongebouw ten westen van de Dam, waar ooit het gebouw stond waar Joost van den Vondel overleed. De posters die je er zag hadden voeger nog wel eens iets geëngageerds, maar dat woord is uit de vocabulaires van de wildplakkers geschrapt en nu zien we allen nog aankondigingen van feesten en kickboxwedstrijden.

Ik sla rechtsaf de Gasthuismolensteeg in waar het brillenmuseum, de broodjeswinkel en de platenwinkel zijn. In die laatste winkel komen denk ik de DJ’s om platen te halen waarmee ze kunnen scratchen en samplen en wat die lui nog meer doen. Dan kom ik in de Hartenstraat, waar ooit Multatuli’s Woutertje Pietersen zijn spannende boek uit de bibliotheek kwam lenen en sla dan linksaf de Keizersgracht op. Daar zie ik de man met het lange haar in het oude pand waar roze pluche aan de wanden hangt, dan het kantoor van Hammerstein en aan de overkant het kantoor van Spong.

Dan ga ik naar binnen en ga met de lift naar de vierde en kijk even naar buiten.

Volgend jaar verhuist het kantoor naar een wijk buiten de buitenwijken. Het moet nog worden gebouwd en komt aan de pittoreske A4 te liggen.

Jeugdzonden

Zoals beloofd zou ook ik mijn jeugdzonden op stripgebied tonen. Hier een strip uit 1988 over een werkervaringsproject dat zat opgescheept met ene Axel. Een poging tot humor en klare lijn. Voor deze gelegenheid is de zwart-witstrip dankzij de kleurengenerator nu een bonte vertoning.

Jeugdzondenaxel1

Jeugdhonk

"Waar is-ie nou gebleven? Dat ding stond echt hier want daar staat die prullenbak nog en het gras is helemaal kaal. Ook raar, hij stond er nèt!"

In onze groeigemeente is een jaar of 15 geleden een grote nieuwbouwwijk verrezen en dan krijg je het effect van huisje-boompje-beestje-kindje. Of zoals een collega van mij het eens nogal plastisch uitdrukte:  "Eerst trouwen, een huis kopen en een verre reis maken (in willekeurige volgorde) en dan een kindje maken." Die kinderen groeien op en net voor ze uitvliegen gieren de hormonen door hun systeem. Ze zoeken een uitlaatklep en sommigen vinden dat in het rondhangen met lotgenoten. Afgelopen jaar was dit effect bij ons in de buurt duidelijk groter dan voorgaande jaren. Het nabijgelegen schoolplein werd ‘onveilig’ gemaakt door een groep jongeren die nogal wat lawaai produceerde, er werd gedronken en geblowd, geschreeuwd en soms werd iemand lastig gevallen of iets vernield. Op initiatief van de schoolleiding werd een gesprek georganiseerd met politie, gemeente, school èn met de jongeren. Er werden wat afspraken gemaakt en de rust keerde weer. Een van de afspraken was dat de gemeente voor een eigen plek voor de jongeren zou zorgen. Nou we waren benieuwd.

Vorige maand werd langs de polderweg, vlakbij het tankstation een container neergezet; zo’n groot stalen geval dat met schepen en vrachtwagens wordt getransporteerd. Het was duidelijk een afdankertje, stond stijf van de roest en zat vol met deuken. Kort daarop waren een aantal mannen druk in de weer met snijbranders en lasapparaten. De container werd omgetoverd tot … ja wat eigenlijk?

ContainerIn de naar het naastgelegen fietspad gekeerde lange zijkant werd een half ronde cirkel uitgesneden, waardoor de container vrij toegankelijk werd. Het leek wel een soort bushokje. De buitenkant werd donkergroen geschlderd, de binnenkant spierwit. Ìn de container stond een paal van vloer tot bovenkant waaraan een soort partytafel werd bevestigd. Aan alle wanden werden banken gemaakt en daar stond het dan. Vlak ernaast werd een prullenbak geplaatst. Was dit het beloofde jeugdhonk? Wat zou het anders zijn?

Twee dagen later was de container ineens verdwenen. Ik vermoed dat er nooit iemand op die bankjes heeft gezeten; nou ja, misschien de werkmannen die hem neergezet hebben. Waarom is-ie weg? Had een enthousiaste ambtenaar geen toestemming aan de gemeenteraad gevraagd? Geen idee, de echte reden wordt verzwegen.

Als stille getuige staat daar de prullenbak, nog helemaal schoon.Logo - Lego

Het verwelken

Mijn goede vriend H. (dat is Henk hoor, mensen!) zond me een krantenbericht dat nu ook de laatste Carmiggeltvereniging had opgehouden te bestaan. Want Carmiggelt, u leest hem niet meer. En dat is jammer voor u, omdat er nog zoveel glimlachjes,verzuchtingen en traantjes te halen zijn in zijn boeken! Carmiggelt

Maar okee, de man die ik ooit een briefje heb gestuurd dat ik hem, bij gebrek aan een echte opa, als literaire opa had geadopteerd, en dat briefje op de brievenbus had gedaan nét op de avond van het overlijden van de schrijver, vindt u misschien wat gedateerd.

En inderdaad, dit gedichtje was ooit om te lachen, maar ik snap ´t niet. (Hij publiceerde zijn gedichtjes onder het pseudoniem Karel Bralleput.)

´Wel garmtverdomme,´riep de humanist
‘ik wou dat ik de reine waarheid wist.
Zolang de Schrift mij niet vermag te boeien,
Lees ik van Praag als boekje voor het bloeien.´

Je voelt wel dat er iets heel leuks wordt gezegd, maar wát dan? Je kent de achtergrondverhalen niet. Garmt?

Garmt Stuiveling, ik ken de naam maar dan houdt het op. En wie is die van Praag? Chiel is ‘t vast niet, en ook zijn zus van het nieuws en zijn vader van Ajax zullen het niet zijn.

Zonde. Zo verwelken de grapjes…

Zijn verhalen echter zijn meestal tijdloos. Meestal zegt een man in een kroeg iets en dan zegt een ander iets terug. Maar dat dan magistraal beschreven, tongue in cheeck…

Ook de volgende generatie krijgt weer mee te maken met verwelkte grappen.
Ik vond bijvoorbeeld dit (zie beneden) eeuwig geestige liedje van Erik van Muiswinkel, maar tegelijkertijd dacht ik: ja, maar wie weet er nog wie Janmaat was? Wie kent nog de stem van Anton Geesink zonder de twist van van Muiswinkel? Wie herkent de stem van Oltmans nog? En wie voor de duivel, wie was Cornelis Vreeswijk?

Boven het krantenbericht had H. (Hénk dus hè!) geschreven: Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan… en gelijk heeft H.

Weet u, ik geef nog even een gedicht van Carmiggelt dat u wél kunt snappen – dat heeft mijn ‘opa’ wel verdiend – en dan nog dat bijzonder geestige lied van van Muiswinkel.

Een goed mens.

Als knaap was Karel bij de welpen.
In ´t honk zei de akela: ‘Kleine krullekop!
Hij ruimde altijd al zijn rommel op
en thuis ging hij zijn moeder ook nog helpen

Zo groeit men op tot rechtschapen man
en wordt getrouwd door een gespierde Lien.
Zij was niet helemaal zijn smaak misschien,
maar och, er kwamen zeven kinders van.

Des zondags liep hij met de kerkezak.
Des maandags liep hij met de aktentas
en meende lang dat dit het leven was.
Pas na zijn veertigste werd hij wat zwak.

Hij dacht: ik ben altijd zo goed geweest,
een stille man met stille visgraatpakken.
De braafheid zit op mijn gezicht gebakken,
maar diep van binnen voel ik me een beest.

Ik wil eens rumba dansen op mijn hoed
of onze dienstmaagd vatten om de leest.
Haar kussen, ja dat wil het beest
en alles doen wat men dan doet.

En uit de kerkezak wilde hij jatten
om het met sloeries te verbrassen
en lekker nooit meer op de kinders passen,
ze laten staan met ongeveegde gatten.

Maar, och, ook daar kon Gods constructie tegen.
Hij wierp het beest in Karel plichten voor.
Lien moest naar bed met een ontstoken oor
en moe had van de week geen Drees gekregen…

En Keesje had weer uit zijn neus gebloed.
‘O, Karel, ga eens gauw de huur betalen.’
Hij wou wel slecht maar kon het niet meer halen.
‘t was te laat. Hij bleef voor eeuwig goed.

Maar op zijn sterfbed heeft hij nog gezeid:
‘Ik was een beest, Lien. Maar ik had geen tijd.’

En nou het lied!

Oplossing Hersengymnastiek XVII

Hersengymantwoorden

1. Welk artikel van strafrecht vindt U onderaan het bordje – waaraan ons land zoo rijk is – met "Verboden Toegang"?

– Art. 461.

2. U kent het werkwoord: wijzigen. Dat beteekent een geringe verandering aanbrengen, b.v. in een administratie of in spelregels. Mijn vraag is nu: kan een getal ook gewijzigd worden?

– Neen, een getal niet. Iedere wijziging van een getal verandert dat getal in een ander. Een getal kan men dus wel veranderen, maar niet wijzigen.

3. Noem eens een woord met 7 klinkers achter elkaar [spelling 1947].

– Koeie-uier

4/689. Wie is de pianist in het orkest van Duke Ellington?

– Duke Ellington zelf.

5. Hoeveel bananen heeft men naar schatting noodig om ½ liter bananen-olie te maken?

– Bananen-olie bestaat niet.

6. Op een grafsteen treft men wel de letters R.I.P. aan. Van welke woorden vormen zij de afkorting en wat beteekenen deze?

– Requiescat in Pace: hij (of zij) ruste in vrede.

7. Noem eens drie volksliederen?

– Marseillaise, God save the King, Star spangled Banner, Maple Leaf, Stem van Suid-Afrika, Brabançonne.

8. Waar prikt een kuiken het ei mee door, als het op de wereld komt?

– Met een klein tandje, dat boven op de snavel zit en er na het gebruik afvalt.

9. Geeft U de drie namen voor Constantinopel.

– Stamboel, Istanboel, Byzantium.

10. Wat is een rozenobel?

– Een oude, Engelsche gouden munt met de afbeelding van een roos erop.

Avontuur

De avonturen van zeilschip De Vrijheid, de avonturen van Tom Poes , wie kent deze klassiekers niet ?
Kuhn_rob_couvIn de 50-er en 60-er jaren, de topjaren van het avontuur, beleefden onze helden dingen waar de jeugd van toen met rode oortjes in kon wegdromen. Dat was het tijdsbeeld: de gemiddelde kennis van de wereld was laag te noemen, in Amsterdam wist men bij wijze van spreken niet eens waar Diemen lag. Er waren nauwelijks informatiebronnen. Niet gek dat een verhaal als de avonturen van meneer Prikkebeen toch zeer tot de verbeelding sprak, Prikkebeen ging immers naar Amerika, het land van cowboys en indianen ! Ook Bulletje en Bonestaak bereisden de wereld en maakten vreemde dingen mee.

Toen de hele wereld was bereisd door de virtuele helden werd het tijd om de aarde te verlaten. Zo kwam Flash Gordon terecht op de planeet Mongo, Kuifje op de maan , en Sjors en Sjimmie op de Pintoplaneet. Zelfs de zeeheld kapitein Rob trok op zeker moment de ruimte in. Dat er ook dicht bij huis nog voldoende avonturen te beleven waren bleek wel uit de wederwaardigden van Paulus de boskabouter, die in zijn bos door vreemde figuren omgeven was, hetgeen genoeg stof tot avontuur opleverde. Ook heer Bommel en Tom Poes hoefden vaak niet ver te reizen om in merkwaardige landen het nodige mee te maken. Bij Bommelstein linksaf, even de zwarte bergen door en ze waren er.

AvontuurNu in het heden heb ik wel eens een poging gedaan om de avonturen van toen aan mijn kinderen voor te lezen. Paulus ? Daar vinden ze helemaal niets aan. Paulus is een verstokte vrijgezel met een vreemde haat-liefde verhouding voor Eucalypta en Oehoeboeroe is een bemoeizuchtige betweter. Sjors en Sjimmie naar de pintoplaneet ? Nogal ongeloofwaardig want kermisraketjes kunnen helemaal niet losschieten met de huidige strenge veiligheidseisen, en de dichtsbijzijnde mogelijk bewoonde planeet bevind zich ver buiten het melkwegstelsel. Prikkebeen naar Amerika ? Daar is het gemiddelde kind van tegenwoordig al eens op vakantie geweest. En die Bulletje en Bonestaak hebben mogelijk een of andere besmettelijke stofwisselingsziekte.

Ik sta wat verslagen voor mijn kast vol gekoesterde avonturenboeken uit mijn jeugd, toen de wereld nog onbekend en ongecompliceerd was, en moet voorzichtig concluderen dat er geen avontuur meer is.

Roboman

Harry

Meestal ga ik fietsend of met de auto naar mijn werk, maar het komt weleens voor dat ik de trein neem. Het plaatselijke stationnetje stelt weinig voor en ligt vlak naast een spoorwegovergang. De trein naar Amsterdam bestaat op werkdagen altijd uit twee treinstellen, waarvan in de praktijk de voorste de meeste kans op een zitplek biedt.

Blijkbaar is het voor de machinist lastig in te schatten of het achterste deel de spoorwegovergang al heeft verlaten, dus rijdt de trein meestal een eindje door. Soms neemt dat echter extreme vormen aan. Veel van de gereedstaande passagiers moeten dan op een holletje achter de trein aan en bereiken net op tijd de achterste deuren. Om het felbegeerde voorste treinstel, die met de hopelijk vrije zitplaatsen, te kunnen betreden moet een echt sprintje worden getrokken.

Gisterochtend was het weer zover. De trein kwam aangereden, passeerde de spoorwegovergang en leek nauwelijks in snelheid af te nemen. De meute zette zich al in beweging. Inwendig mopperend liep ik mee, toen mijn aandacht werd getrokken door een èchte kankeraar. Gòh, wat ging die kerel te keer. De machinist, die het toch echt niet kon horen, werd in onvervalst Mokums uitgemaakt voor rotte vis en lijdt inmiddels ongetwijfeld aan diverse ongeneeslijke ziekten. Bovendien had de treinbestuurder blijkbaar in de verte wat weg van de mannelijke geslachtsdelen, gezien de grote variëteit aan termen die hem op dat gebied werden toegevoegd. Toen ik de kankeraar eens goed bekeek ging er een schok van herkenning door me heen:

Haagse_harry_1Maar dat is… Haagse Harry!

Hetzelfde postuur, dezelfde oogopslag, hetzelfde haar, dezelfde peuk in zijn waffel…

Alleen een duidelijk ander accent!

Logo - Lego

De Kapper

In de steeg bij het Singel zit naast de kroeg een kapperszaak.  Jarenlang stond daar de kapper goedgemutst te knippen en te scheren. Een herenkapper was het met een zeer bejaarde clientèle. De kapper zelf, Piet noem ik ‘m maar, was aan het eind ook al ver over de pensioengerechtigde leeftijd.

De winkel had maar één stoel en die was maar af en toe bezet. Aan het plafond hingen TL-balken die altijd brandden: het is een donkere steeg. Ook als je ’s avonds langs de winkel kwam brandden de lampen, want Piet wóónde letterlijk in zijn winkel, samen met Bep. Ja, we noemen d’r Bep. Bep zat er altijd bij als er klanten zaten en bracht dan een kopje koffie met een koekje, of ze smeerde vast de middagboterham. Dan vroegen ze klanten vast waar het dit jaar heen ging, op vakantie. Frankrijk, Italië, Spanje, alles kwam voorbij. "En jij zelf, kapper?" "Och, we zien wel," zei hij dan, maar hij wist dat ze weer naar dat pensionnetje op de Veluwe zouden gaan en knipoogde naar Bep. Bep lachte.

gordijntjesAan de muren hangen kappersplaten uit de jaren 50. Kleurenfoto’s van frisgeknipte mannen, alle kleur is er al uit verdwenen, behalve het blauw.  Er hing altijd een bordje aan de deur dat de winkel op woensdag gesloten was. Tot op een dag dat bordje een papiertje werd, waarop stond dat ze op maandag én woensdag gesloten waren en allengs was de zaak steeds minder open, totdat dat nog maar één middag in de week was. Na een tijdje stond er alleen nog maar: "Zaak gesloten". Zo zullen ze het winkeltje vast ook altijd genoemd hebben, ‘de zaak’.

KapperszaakTotdat Piet ging en Bep alleen achterbleef. De zaak ging nu helemaal dicht en er kwamen gordijntjes voor de ruiten. In de kroeg ernaast werd er niet over gesproken. Maar Bep bleef daar gewoon wonen, in de kapperszaak. De jaren verstreken en nu is ook Bep bejaard, een breekbaar klein vrouwtje dat af een toe een heksenhandje om de deur heen slaat, maar die nooit meer helemaal buiten komt. Voorbijgangers schrikken nog wel eens van dat handje, ik ook. ‘s Avonds branden nog steeds de TL-balken, tot een uur of acht. Dan gaat het licht uit; de gordijntjes zijn altijd al dicht…