Het is inmiddels zeven jaar geleden dat ik het Amsterdamse Bokbierfestival bezocht, dus toen bevriende drinkebroeders dit jaar informeerden of ik inmiddels weer nuchter was, kon ik dat gelukkig bevestigen. Tegenwoordig noemen ze het netwerken, al zeiden we vroeger gewoon ‘ons kent ons’, want onder ons bevindt zich namelijk een lid van bierconsumentenvereniging PINT, dus wij hebben niet alleen de dorst maar ook de kennis in huis.
Zondagmiddag Amsterdam, Beurs van Berlage. Het regent dus we zijn op nattigheid voorbereid. Bij de ingang dokken we 8 euro entree, schaffen een handvol plastic biermunten à 2 euro ’t stuk aan, en ontvangen gratis – duh – een fonkelend bokbierglas met festivallogo, én de informatieve festivalbrochure (zie boven). Op de beursvloer is het een drukte van belang – hoezo crisis? – en de muziek is oorverscheurend. Dat was zeven jaar geleden ook zo, en toen vluchtten we vanwege de herrie een verboden personeelsruimte in om verstaanbaar te kunnen lallen. Maar nu is de muziekvrije Graanbeurszaal gelukkig gereserveerd voor mensen die elkaar nog iets te vertellen hebben, gezellig ingericht met zitjes. En kijk nou eens, daar zitten waarachtig de bierbuikige Ludolfs, de Duitse tv-familie uit de werkelijkheidsreeks over een autosloperij. Onopgemerkt passeer ik hun tafeltje, maar de corpulente broers praten zo professioneel cockney, dat ik zonder druppel bier mijn eerste bok al geschoten heb.
Zo’n vijftig brouwerijen hebben hun tapkraam langs de zaalmuren opgesteld, en centraal in de beurszaal staan spoelbakken met glazenborstel, zodat je glas na een wasbeurt weer smaakneutraal is voor de volgende bok. In overleg met onze PINT-deskundige kiezen we voor een hoogalcoholisch bier. Vanwege de bijzondere smaak, dat spreekt, maar door al die bezoekers die het alleen om het hoge alcoholpercentage te doen is, zijn die smaken het eerst opgetapt. Dus we moeten flink doordrinken, anders lopen we wat moois mis.
Nu kreeg ik het advies om iets te eten mee te nemen. Mag dat dan in die deftige beurs, word je niet gefouilleerd? Dat blijkt niet het geval, en om de kroegambiance te versterken neem ik een zakje muffe pinda’s mee. Maar eenmaal binnen blijken de anderen complete rugzakken vol met lekkere bierworst, kaas en honingmosterd te hebben meegebracht. Hm, zeker nooit van ‘kroegambiance’ gehoord. Niettemin tof van de organisatie dat ze dit toestaan, hoef je binnen geen peperdure ranzige snacks te kopen, zoals vaak op evenementen het geval is.
Al smakkend en slempend leer je zoveel over bokbier, over het moutkaliber, zoetgehalte, en bovenal de bitterheidsgraad. Kortom, de smaaknuance tussen bok en bier, ik ben er helemaal in thuis. In de informatieve brochure kun je de bieren een cijfer geven, zodat je na de proeverij een eigen top-zoveel kunt samenstellen. Bovendien staat er een belangwekkend essay in over de oorsprong van het woord ‘bokbier’. Eeuwenlang werd namelijk beweerd dat deze benaming een verbastering zou zijn van het Hanzestadje ‘Einbeck’, Einbeckbier, maar in zijn nauwgezette verhandeling van vier pagina’s komt connaisseur Peter Kuppers na jarenlang onderzoek met veel mitsen en maren tot de verrassende conclusie dat dit best wel eens terecht zou kunnen zijn. Nooit geweten.
Als de vaten rond zevenen leeg zijn, gaan we stilaan huiswaarts. Maar niet nadat we Café ’t Mannetje hebben bezocht. Ten eerste omdat zo’n middag bokbier vreselijk dorstig maakt, en ten tweede omdat ‘s avonds het vermaarde Rembrandt Duo in het café optreedt. Laat in de avond keren we vrolijk beschonken huiswaarts, waar nog een koel flesje Trappist op me wacht. Want voor wie het nog niet wist: als je niet voorzichtig afbouwt, krijg je ’s anderendaags een kater.