1
Verdomme, het is koud in de tuin. Simone staat met opgetrokken rug tegen de tuindeur en rookt een sigaret. Ze neemt grote halen want ze wil eigenlijk weer naar binnen. In het netje met pinda’s dat de buren in hun tuin hebben opgehangen zitten twee koolmezen. De kinderen wilden ook van die netjes of vetbolletjes, maar dat wilde ze niet, dan komt er alleen maar vogelpoep in de tuin. Niet dat de tuin zo netjes is, Ton doet er al een tijd niets meer aan, maar het hoeft toch ook niet erger dan het al is.
Ze drukt de peuk uit in de asbak die ze in haar hand heeft en gaat naar binnen. Ooit gaat ze stoppen, maar niet nu.
“Zet de televisie záchter” roept ze.
De twee meiden, Sanne en Fleur, zitten tv te kijken, Ruben speelt met lego. Simone hoort twee piepjes en ziet dat ze een sms-je heeft gekregen.
“Moon, ik kom later thuis. Jus, Ton.”
Simone zucht, nu zit ze alweer alleen met de kinderen aan tafel straks. Af en toe is niet erg, helemaal niet zelfs, maar het gebeurd wel heel erg vaak dat Ton er ‘s avonds niet is.
Ruben trekt aan haar trui. “Mam, ik moet plassen.” Simone maakt zijn broek open en zet hem op het toilet. Ze denkt aan de koolmezen, die hebben wel honger, maar ze zijn altijd bij elkaar. Wij hebben geen honger, dat is ook lekker, maar we zijn weinig bij elkaar. Aan de andere kant weet je ook niet of die koolmezen eigenlijk wel bij elkaar horen, is dat wel een paartje?
“Mam, ik ben klaar,” zegt Ruben. “Grote vent”, zegt Simone. Ze pakt een stukje toiletpapier en Ruben bukt zich. Als ze de billetjes met de kleine kuiltjes in de rug ziet moet ze glimlachen.
“Mam, mogen we in de fotoboeken kijken?” Sanne, de oudste, zit in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs en ze heeft het zwaar. De kinderen uit haar klas vinden maar dat ze het makkelijk heeft omdat haar vader chirurg is en veel geld verdient. Sanne snapt niet zo goed waar dat nou iets mee te maken heeft, maar intussen heeft ze geen vriendinnen op school.
“Ja, dat is goed, lieverd”, zegt Simone. Ze zet theewater op en ruimt de vaatwasser uit. Sanne zet de tv uit en de radio aan.
“Ja, maar dan moet je er wel bij komen zitten, anders is er niks aan.” Zegt Sanne.
“Wacht even Sanne, als ik dit heb opgeruimd kom ik bij je.”
Sanne heeft het boek gepakt waarin de trouwfoto’s zijn geplakt. Simone vertelt Sanne en Fleur over de foto’s, wie ze zien, wie er intussen niet meer zijn en ze moeten soms lachen om de mensen die er 15 jaar geleden heel anders uitzagen. Ze ziet ook zichzelf en beseft weer pijnlijk hoeveel kilo ze intussen is aan gekomen. Volgens de bladen zou ze volslank zijn. Dik, vindt ze zelf en ze weet dat Ton daar ook zo over denkt, al zegt hij dat verder nooit.
Simone drinkt haar thee, Sanne en Fleur lachen en Ruben speelt met lego.
“Jongens, als jullie me vertellen wat je wilt eten dan maak ik dat niet,“ zegt Simone.
“Wij willen graag een lekkere boerenstamppot of gewoon groente, vlees en aardappelen of zo”, roept Sanne. “OK, begrepen, ik haal wel spaghetti,” zegt Simone. “Dan kijk ik gelijk of er nog dozen in de bak zijn voor de verhuizing,” denkt ze.
Ton heeft een baan aangeboden gekregen in Brussel. Ze hebben het er vaak over gehad. Ton zou een betere baan krijgen met veel meer verantwoordelijkheid, de directeur eigenlijk van het ziekenhuis. Ton en Simone hebben er niet lang over nagedacht, ze gaan naar Brussel. België is zo dicht bij Nederland, het is alsof je emigreert naar je eigen land: alleen spreken ze er wel Frans. Fleur krijgt een sms. “Ik moet even weg, zegt ze.”
Simone pakt de lege lessen uit de kast en zet ze in een tas. Als ze de klep van de auto opendoet om de tas in de auto te zetten ziet ze bij de buren de deur dichtgaan, maar net voordat die helemaal dicht is hoort ze de buurvrouw iemand hartelijk begroeten. “Dag lieverd, kom lekker binnen, had je mijn bericht gekregen?” Of dat zo is hoort Simone niet meer, de deur gaat dicht.
In de buurtsuper staat ze te twijfelen bij de kant-en-klaar producten. Het is maar een klein winkeltje met niet veel keus en eigenlijk altijd nèt te oude groenten. Simone denkt terug aan de Carrefour waar ze in Brussel zijn geweest. Een gigantische supermarkt was het, een waar zoveel keuze is dat je er ook weer lang over doet om iets uit te zoeken. In de vriezers lagen hert, everzwijn, zwezerik en hoevekonijn. Ze zou er niets van kiezen, want geen idee hoe je dat bereiden moet. Vies eigenlijk, denkt ze, zwezerik, bah! Waar groeit dat eigenlijk in zo’n kalf? Maar het lag er toch mooi wel en het was al lang geen kerst meer.
Als ze heeft betaald gaat ze naar de bak met lege dozen. Er zijn er maar een paar, maar dat zijn slappe bananendozen en die hoeft ze niet. Alle boeken kunnen alvast worden ingepakt, had ze bedacht. Die hebben ze toch niet meteen nodig. Verhuisdozen zijn eigenlijk best duur en ze heeft gewoon geen zin om daar geld aan uit te geven. Op de zolder staat het meeste nog ingepakt van de vorige verhuizing.
Na veel vijven en zessen hadden ze een huis gekocht in de Zevenjonkmanstraat te Bruxelles. Mooi, als Ton daar net zo weinig thuis is als hier dan moet de Zevenjonkmanstraat een fijne straat voor een vrouw zijn.
Wordt vervolgd